Gala Concert La Chapelle - Brahms & Dvořák

Bozar
Brussel
ma 14.03.22 20:00

Carl Maria von Weber, Euryanthe, Overture
Johannes Brahms, Double Concerto in A minor, Op. 102
Antonin Dvořák, Cello Concerto No. 2 in B minor, Op. 104

Brahms’ Dubbelconcerto vereist niet één maar twee briljante solisten. Violist en cellist moeten daarbij aan elkaar gewaagd zijn. Met dit werk, zijn laatste grote orkestcompositie, probeerde Brahms zich te verzoenen met Joseph Joachim, de violist voor wie hij zijn beroemde vioolconcerto had geschreven. In 1880 was deze gescheiden van zijn vrouw en daarbij had Brahms partij gekozen tegen Joseph Joachim. Zeven jaar later schreef Brahms aan Joseph Joachim: “Hoezeer ik het ook probeerde, ik kon de drang om een concerto voor viool en cello te schrijven niet weerstaan … Wanneer je me een briefje stuurt met het bericht dat je me vergeeft, dan weet ik genoeg”. Joseph Joachim antwoordde snel en kreeg een paar
dagen later de partituur van het Dubbelconcerto toegestuurd. In oktober 1887 speelde hij samen met de cellist Robert Hausmann en onder muzikale leiding van Brahms de première.

Dvořák beschouwde de cello lange tijd als een instrument dat niet geschikt was voor een solistenrol in een concerto: “te nasaal in de hoogte en te mompelend in de diepte”. Na het bijwonen van de première van een celloconcerto van een collega-componist en cellist in New York, veranderde hij echter zijn mening en toog aan het werk. Het bericht dat zijn schoonzus – op wie hij ooit nog verliefd was geweest – in Europa zwaar ziek was geworden, deed Dvořák besluiten om haar lievelingslied, het door hem gecomponeerde Laat me alleen, in de tweede beweging van zijn celloconcerto te citeren. De derde beweging eindigt met een zucht, waarna nog even een orkestrale hel losbreekt. “Als ik had geweten dat een celloconcerto zo mooi kon zijn,” zo zei Brahms na een uitvoering van Dvořáks Celloconcerto, “dan had ik er zelf ook een geschreven!”

 

James Feddeck, dirigent
Julia Pusker, viool
Gary Hoffman, cello (Brahms)
Stéphanie Huang, cello (Dvořák)