Véronique Gens & Mahler Rückert-Lieder

De Warande - Turnhout
Antwerpen
do 31.03.22 20:15
Bozar
Brussel
vr 01.04.22 20:00

Wolfgang Amadeus Mozart, Symphony No. 34 in C major, K. 338
Gustav Mahler, Rückert-Lieder
Hector Berlioz, Béatrice et Bénédict, overture
Felix Mendelssohn, Symphony No. 4 in A major, Op. 90, “Italienische”

Mozart componeerde zijn Vierendertigste symfonie op 24-jarige leeftijd in Salzburg. Het was de laatste symfonie die hij in opdracht van de Salzburgse aartsbisschoppen zou schrijven. Daarna vestigde hij zich als onafhankelijk kunstenaar inWenen. De Vierendertigste symfonie, geschreven in do groot en met een grote rol weggelegd voor de pauken en de trompetten, telt officieel slechts drie delen en is bijzonder feestelijk van karakter. Meestal – ook in dit concert – wordt er een menuet toegevoegd aan deze symfonie (het later geschreven werk K. 409) zodat ze toch uit vier bewegingen bestaat.

Friedrich Rückert was een Duits taalgenie. Hij kon zich vlot uitdrukken in meer dan 40 verschillende talen en was daarnaast ook de meest gelezen dichter van zijn tijd (de eerste helft van de 19de eeuw). Vandaag is hij vooral gekend als auteur van de Kindertotenlieder die door Gustav Mahler op muziek werden gezet. Naast de Kindertotenlieder vertoonde Mahler echter ook nog vijf andere gedichten van Friedrich Rückert: de Rückert-Lieder. Deze worden in dit concert uitgevoerd door de Franse sopraan Véronique Gens.

Met Goethes Italienische Reise in de hand, begon Mendelssohn in 1830 aan een grote Italiëreis. Daarbij bezocht hij dezelfde steden die Goethe bijna een halve eeuw eerder had bezocht en zo briljant in zijn boek heeft beschreven: Venetië, Firenze, Rome, Napels, Genua en Milaan. Tijdens zijn reis besloot Mendelssohn zijn indrukken te bundelen in een nieuwe symfonie: de Italiaanse (later als zijn Vierde symfonie genummerd). De hoekdelen van dit werk ademen een zuiderse sfeer uit, zijn speels en geestig, maar beide middendelen klinken melancholischer. Mendelssohn componeerde de tweede beweging na het vernemen van de dood van zowel Goethe als zijn leraar Carl Friedrich Zelter. In dit deel brengt hij aan beiden een ode door muzikaal te refereren aan Zelters toonzetting van Goethes ballade Der König in Thule, een fragment van diens levenswerk Faust.

 

Hugh Wolff, dirigent
Véronique Gens, sopraan