Kopatchinskaja & Mendelssohn / Beethoven 6
Maurice Ravel, Le Tombeau de Couperin
Felix Mendelssohn, Violin Concerto in D minor
Ludwig van Beethoven, Symphony No. 6 in F major, Op. 68, “Pastorale”
DE NATUUR ALS INSPIRATIEBRON
Met de suite Le Tombeau de Couperin, gecomponeerd voor piano solo, herdacht Maurice Ravel enkele vrienden die tijdens de Eerste Wereldoorlog het leven lieten. Later bewerkte hij vier van de zes delen voor orkest. Met Le Tombeau de Couperin bracht Ravel ook een ode aan de klavecimbelmuziek van de Franse barokcomponist François Couperin.
Mendelssohn was net als Mozart een wonderkind dat op vroege leeftijd reeds componeerde. Toen hij 13 was, schreef hij bijvoorbeeld een vioolconcert. In 1951 ontdekte de beroemde vioolvirtuoos Yehudi Menuhin de partituur van dit jeugdwerk bij een Londense antiquair en amateurviolist. Hij gaf het concert uit, liet het in Carnegie Hall (New York) opnieuw in première gaan en nam het verschillende keren op cd op. Als het kleine broertje van Mendelssohns beroemdere Vioolconcert in e, is het Vioolconcert in d een absolute ontdekking!
Beethovens Zesde symfonie bestaat uit vijf delen. Met dit werk schreef Beethoven zich in in de pastorale traditie. Deze symfonie is een vroeg programmatisch werk dat de gevoelens uitdrukt van (stads-)mensen die het platteland bezoeken. Na hun aankomst (eerste beweging), zitten ze neer bij een idyllisch riviertje (tweede beweging), halen ze hun hart op aan het vrolijk samenzijn van enkele plattelandsmensen (derde beweging), worden ze opgeschrikt door een storm (vierde beweging) en horen ze uiteindelijk dankbaar het herdersgezang aan na het luwen van de storm (vijfde beweging).
In het kader van een focus over Patricia Kopatchinskaja in samenwerking met BOZAR.
Aziz Shokhakimov, dirigent
Patricia Kopatchinskaja, viool
